header image

Rita Beintema ‘Reïncarnatie, een weet of een vraag!’

Rita Beintema schrijft in dit artikel over het bestaan van reïncarnatie, een van de vragen en twijfels die mensen soms hebben over godsdienstige leerstellingen die ze als kind hebben meegekregen. Waar komen die vragen vandaan en hoe kun je ermee omgaan?

 

 

Reïncarnatie, een weet of een vraag!

Dit artikel over reïncarnatie is bedoeld voor de persoon die niet zonder meer aanneemt dat reïncarnatie wel of niet bestaat. En voor de persoon die problemen heeft met hem of haar in hun jeugd opgelegde godsdienstige stellingen betreffende hemel, hel en vagevuur.
In Nederland zijn “hemel en hel en vagevuur” woorden die bekend zijn. Zelfs als je uit een atheïstisch gezin komt weet je wat er mee bedoeld wordt zonder dat dit invloed op je heeft. Anders ligt het voor iemand die uit een godsdienstig gezin komt. Die krijgt de zwaarte van hemel, hel en vagevuur met de paplepel ingegoten. Als je als kind de vraag stelde wat dan in de hemel, hel en vagevuur zou komen was het antwoord ‘je ziel’. Als kind neem je zonder meer aan dat dit zo is. Zo wordt in menig gezin een angst als basis gelegd voor de verdere toekomst. Een angst waarmee velen op latere leeftijd in het reine moeten komen.

 

Dan komt vroeg of laat een moment waarop je heel aarzelend jezelf vragen gaat stellen. Vragen die steeds weer omhoog komen en niet meer ontkend kunnen worden. Twijfelen aan datgene wat je geleerd is, kan een gevoel geven van ‘schuldig zijn aan twijfelen’. Betwijfelen wat je ouders je in je vroege jeugd geleerd hebben, alle godsdienstlessen, die je gedurende je jeugd gekregen hebt. Is dit waarheid of zijn het stellingen die door een godsdienstige richting opgesteld zijn? Waarom twijfel je, waarom stel je vragen? Waar komt dit wantrouwen vandaan? Het gevoel van innerlijke onvrede laat zich niet meer wegdrukken. Voor mij was de oorzaak dat ik niet kon bevatten dat de liefdevolle Vader in de hemel zondige mensen in alle eeuwigheid met de vreselijkste pijnen in de hel liet branden. De goede mensen kwamen meteen in de hemel en de kleine zondaars in het vagevuur. Was dat de waarheid of alleen de leer van de godsdienst. Was ‘ik’ een slecht mens door te twijfelen? Tijdens een gesprek kwam dit onderwerp ter sprake; het antwoord was: hij of zij die oprecht de ‘Vader’ zoekt zal nooit verloren gaan. Dit antwoord viel op zijn plaats en nooit meer was er een gevoel van schuldig zijn door te twijfelen.
Door mijn yoga studie kwam ik in contact met reïncarnatie. De eerste tijd dat ik daar mee bezig was kwam het begrip me heel logisch voor. Het idee, dat je vroeg of laat boet voor je handelingen, deed mijn gevoel voor eerlijkheid goed. Er was rust gekomen.
Echter, alles wat je zonder verder onderzoek aanneemt als juist, geeft je een beperking waar je vroeg of laat mee geconfronteerd kunt worden. Zo verging het mij tenminste.

 

Het belangrijkste uitgangspunt van de jnana yoga is, dat men nooit iets kan worden wat men niet al is. Alleen moet men zich bewust worden van wat men werkelijk is. “Je kunt nooit iets worden wat niet al is”, werd van alle kanten benaderd. Uiteindelijk na drie jaren zen-boogschieten, had ik door wat “worden” inhield en hoe dit zich manifesteerde.

 

Naarmate ik de niet-dualistische vedanta, de jnana yoga, bestudeerde, kon ik de vraag: ‘bestaat reïncarnatie van de persoonlijkheid wel echt’, niet meer terzijde schuiven. Is het soms een wensvolle gedachte dat je leven na leven steeds terug zult keren, zodat er geen einde is voor je persoonlijkheid. De twijfel werd steeds groter.
Ook op de vraag ‘wat is een ik’ had ik nog nooit antwoord gekregen, totdat ik een boekje met een duidelijke uitleg van Sri Ramana Maharshi uit India toegestuurd kreeg. Het boekje gaf antwoord op al mijn vragen inclusief het antwoord op de vraag of een persoonlijkheid wel of niet bestaat. Deze antwoorden kun je verifiëren. Het is niet de bedoeling, deze antwoorden op gezag van Sri Ramana als de waarheid te accepteren.

 

Wij hebben in de loop van ons leven een aantal begrippen over de ziel, het ik, het ego, de mind, de persoonlijkheid en het lichaam aangenomen (dit rijtje noem ik verder ik). Waarop steunen deze begrippen? Het is nodig om na te gaan waarop deze begrippen gebaseerd zijn. De meeste mensen geloven dat er ‘iets’ is, als waarnemer van de zintuiglijke objecten, die de buitenwereld vormen en de denker van gedachten die in de mind verschijnen.
We nemen het voor waarheid aan dat er een ik in ieder lichaam aanwezig is. Dit ik beschouwen we als ons zelf. Dat dit zelf beperkt is tot het lichaam en de geassocieerde mind (geest) nemen we als waarheid aan. Tevens geloven we dat dit ik gebonden is en onderworpen aan de wetten van ruimte en tijd en oorzakelijkheid. Sommigen geloven ook dat dit ik vrijheid (verlichting) kan bereiken, hoewel we niet allemaal hetzelfde bedoelen met het woord vrijheid. De meeste geloven ook dat dit ik steeds weer herboren wordt in een ander lichaam. Niet door eigen wil, maar door de dwang van de effecten vanuit het verleden.
Verder is er bijna het universele dogma, dat het ik van God afgescheiden is. Sommigen geloven dat die afgescheidenheid verdwijnt bij het bereiken van de vrijheid. Alle anderen geloven dat de afgescheidenheid eeuwig zal zijn. Deze gelovigen stellen geen vragen over de realiteit van tijd en ruimte.
De meeste van deze gelovigen nemen aan dat de mind het ik is, waaruit volgt dat dit ik een persoon is, een individu. Al de vragen over het ik zijn te reduceren tot één vraag  ‘is het ik een persoon?’.
De relatie tussen het levende fysieke lichaam en bewustzijn moet duidelijk gezien worden. Het bewustzijn kan slechts dan van zichzelf bewust worden als het zich in een levend lichaam gemanifesteerd heeft. Of dit nu een mens een worm of een dier is. Het lichaam voltooit zijn leven en ‘sterft’. Dat wil zeggen, keert terug naar de vijf elementen en het bewustzijn, dat door het lichaam beperkt werd, komt vrij en versmelt met het Onpersoonlijke Bewustzijn.

 

Het bewustzijn is vanaf de bevruchting latent aanwezig. Het is duidelijk dat bewustzijn de werkelijke natuur van het lichaam is. Het lichaam dat zelf inert is, zegt geen ik; het echte totale Bewustzijn is. Maar tussen die twee, tussen het lichaam en Het Bewustzijn, verschijnt een onecht wezen, een ik dat de maat en vorm van een lichaam heeft. Dit ik is de mind, fungerend als een verbinding tussen Het Bewustzijn en het lichaam. Dit is het geconditioneerde bestaan, het ik, de slavernij en het gevoelige lichaam. Dit is de werkelijke natuur van het zogenaamde ik.
Als het ik verschijnt, dan verschijnt ook de wereld. Als er geen ik is, is er ook geen wereld.
Dit ik, dat maar een spook is zonder vorm van zichzelf, komt tot ‘zijn’ door identificatie met de vorm. Door de identificatie en door te genieten van zintuiglijke objecten, groeit hij in kracht.
Het werkelijke Bewustzijn ligt voorbij de tijd en komt niet op en verdwijnt niet.
Het is zoals de zon die niet ophoudt te schijnen na zonsondergang.
Het verschijnen en verdwijnen van het ik wordt hiermee vergeleken. Het ik gevoel is ook niet steeds aanwezig. Apart van het ik gevoel is er niets. Het ik verschijnt in de periode dat je wakker bent en in de droom. In de diepe slaap is er geen ik. Dit kleine ik kan daarom niet geïdentificeerd worden met de Werkelijkheid, noch met het lichaam.
Wat je lijkt te zijn is het uiterlijke lichaam, wat je bent is Bewustzijn. Het Bewustzijn is helemaal geen ding, geen object. Het bewustzijn kan niet geboren worden, niet sterven en niet herboren worden.
Het Bewustzijn is.

 

Naarmate je langer jnana yoga bestudeert, leer je steeds beter zien, dat alles wat je als binnen en buiten ervaart, uiteindelijk alleen maar gedachten zijn die jij waarneemt, inclusief je zogenaamde persoonlijkheid. Je zogenaamde persoonlijkheid is niets meer dan een denkbeeld.
Hoe kan een denkbeeld dan reïncarneren?

 

Zie ook het artikel van Rita Beintema ‘…meer over jnana yoga‘.