header image

Yoga in de klas

door Danielle Bersma en Loes van der Mee

 

Een kind komt boos en huilend van het schoolplein naar binnen, en vertelt verontwaardigd dat hij na een meningsverschil een schop heeft gekregen van een vriendje. De docent roept de dader en het blijkt dat hij het conflict heeft opgelost volgens de methode van een televisieheld. De docent gebruikt bovenstaande situatie om waarden en normen in de klas te bespreken en dit te verbinden met ‘stilzitten in de klas’.

 

Waarden en normen

Waarden en normen kunnen per cultuur, religie en tijdsperiode verschillen, maar ook essentiële overeenkomsten vertonen, zoals:
’Gij zult niet doden’ kennen we in het Westen als één van De Tien Geboden. In de yoga kennen we het begrip Ahimsa, de eerste van de Yamas, dat ‘geweldloosheid’ in gedachten, gevoelens en daden betekent. De Islam, wat zelf ‘vrede’ betekent, besteedt uitvoerig aandacht aan de strijd tegen het kwaad en de zelfzucht in jezelf. Los van religie vinden we deze waarde ook in onze grondwet. Bij het bestuderen van de rechten voor het kind wordt onder andere gesproken over de liefde en het begrip wat een kind nodig heeft voor volledige en harmonische ontplooiing van zijn persoonlijkheid (beginsel 6).

 

Stilzitten

yogaindeklas2_FotorNa deze inleiding vraagt de docent de kinderen recht op hun stoel te zitten in een houding die prettig voor ze is. Daarna vervolgt hij: ‘Voel goed de stoel waar je op zit. Voel hoe stevig dat is en voel hoe je gedragen wordt. Laat de adem en zijn beweging gewoon zijn gang gaan. Kijk alleen naar wat er gebeurt. Laat gedachten komen en gaan, zoals de wolken aan een blauwe hemel. Ze komen en gaan vanzelf weer voorbij. Probeer niet iets goed of slecht te vinden. Misschien denk je een heleboel en misschien is er tussen de gedachten even niets.’
Mogelijke vragen die de docent kan stellen tijdens deze meditatieve oefening:
– Wat maakt je boos?
– Hoe voelt het om boos te zijn?
– Wat voel je dan in je lichaam? Hoe gaat je ademhaling? Zijn je spieren gespannen? Heb je het warm of juist koud?
– Wat gebeurt er met je als je al je boze buien opkropt?
– Heb je wel eens meegemaakt dat je door je boosheid iets juist heel goed kon doen?

 

Door deze en andere vragen te stellen, kunnen kinderen zich bewust worden en inzicht krijgen in boosheid. Afhankelijk van de ervaringen van de kinderen, kunnen verschillende dingen aan het licht komen. Er kan onder andere gepraat worden over hoe je de energie van boosheid creatief kunt inzetten en de relatie van ingehouden boosheid die kan uitbarsten in geweld.

 

Ahimsa

Het begrip Ahimsa betekent veel meer dan alleen geen geweld gebruiken. Het impliceert ook het vermijden van gewelddadig denken. Het is geweldloosheid in het denken en het kanaliseren en loslaten van deze gedachten. Ook het kijken en in contact komen met geweld worden vermeden. Dit zou resulteren in het meer liefdevol in het leven staan en het vermijden van het pijn doen van anderen. De leerkracht kan heel goed het veel kijken naar geweld op tv en naar films ter discussie stellen en proberen duidelijk te maken dat je zelf een keus hebt daarin. Hij kan over de levenswijze en de principes van bekende mensen vertellen zoals: Gandhi, Jezus, Marten Luther King.
Gevoelens komen en gaan

 

Het is onoyogaindeklas1_Fotorntbeerlijk dat de docent de emoties van het kind erkent en niet te snel met een oplossing of advies komt. Wanneer een kind bijvoorbeeld vertelt waarom het heel verdrietig is, is het belangrijk dat te erkennen door te zeggen: ‘Ja, dat is heel vervelend.’
De docent kan, wanneer dit steunend is voor het kind ook herkenning geven door te zeggen: ‘Ik ken dat gevoel’ en een voorbeeld geven.
Ook kan, wanneer het kind eraan toe is vragen gesteld worden, zoals:
’Als je je verdrietig voelt, blijf je dan steeds verdrietig of gaat het ook weer over? Hoe ging het een vorige keer over? Deed je dat zelf of gebeurde er iets in je omgeving waardoor je je weer blij voelde?’
Zo kunnen kinderen leren dat gevoelens komen en gaan en dat het kind niet dat gevoel is. Ze kunnen ervaren dat ze zelf kunnen kiezen om wel of niet verdrietig te zijn. In het taalgebruik wordt vaak duidelijk dat mensen het idee hebben hun gevoelens te zijn in plaats van dat ze gevoelens ervaren. Wees je als begeleider bewust van je eigen taalgebruik. Beantwoord het kind dat zegt: ‘Ik ben ziek’ bijvoorbeeld met: ‘Wat naar dat je je nu ziek voelt’.

 

De docent

Bij het werken met thema’s komt het nauw met de begeleiding van de kinderen. De begeleider moet kunnen inschatten of de kinderen het oordelen wat los hebben gelaten. Wat nog belangrijker is, is dat de begeleider zelf niet oordeelt of veroordeelt. De begeleider dient een sfeer te creëren waarin alle kinderen welkom zijn, ook de kinderen die ‘slecht’ doen of gedaan hebben. Het kind moet onvoorwaardelijk geaccepteerd worden. Het gedrag hoeft niet goedgekeurd te worden. De kinderen zullen nooit komen met hun gevoelens als ze het gevoel hebben dat ze veroordeeld worden. Het is niet gemakkelijk een kind ruimte te geven als het dingen gedaan heeft die je zelf als begeleider afkeurt. Het ‘pesten’ is daar een goed voorbeeld van. Wanneer een kind na het stilzitten met thema ‘pesten’ vertelt dat het wel een ander kind pest, dient de begeleider zich te onthouden van alle commentaar. Zijn reactie zal moeten liggen in de lijn van: ‘Wat goed dat je dit vertelt. Het zal niet gemakkelijk voor je zijn om dit te vertellen. Hoe voelt het, nu je het vertelt hebt? Hoe voelt het naar het kind dat je gepest hebt? Wat zou je willen doen?’
De begeleider dient het kind lief te hebben en ruimte te geven, zodat het kind zijn gedrag kan veranderen. Het kind hoeft zich niet te verdedigen, hoeft niet bang te zijn, hoeft zich niet minder te voelen en hoeft geen schuldgevoel te dragen. Een schuldgevoel geeft niet automatisch aanleiding tot ander gedrag. Het kind mag ‘fouten’ maken om ervan te leren.

 

Stress

Kinderen worden aan veel prikkels blootgesteld en moeten aan heel veel eisen voldoen. Ze komen op vroege leeftijd al in aanraking met geweld, direct op het schoolplein en thuis of indirect op t.v. De dagen in de schoolbanken zijn lang, afgewisseld met fysieke inspanning, maar niet met ontspanning. Het kind van de basisschool heeft vaak een agenda met veel afspraken. Er is veel spanning en veel inspanning. Ook na school is er geen tijd voor ontspanning. Kinderen hangen eerder voor de televisie of computer voor afleiding dan dat ze zich echt kunnen ontspannen. Een kenmerk van teveel stress is dat je niet meer weet hoe je moet ontspannen. Geestelijk spanning, stress, geeft spanning in het lichaam, die op den duur uitmondt in klachten. Ontspanning begint met een goede adem en het leren voelen van spanning en ontspanning. Daardoor voelt het kind wanneer het lichaam teveel spanning heeft en kan het leren het teveel aan spanning los te laten. Wanneer kinderen dit leren, kunnen ze iets heel waardevols voor de rest van hun leven.

 

De adem

De adem kan gezien worden als schakel tussen spanning en ontspanning. De adem verandert naar gelang de spanning. Tijdens ontspanning ademen we laag in de buik en bij spanning en angst hebben we een hoge borstademhaling. Dit gebeurt reflexmatig. Bij kinderen zie je helaas al heel vaak een slechte ademhaling. Een slecht adempatroon is bijvoorbeeld een borstademhaling, terwijl er geen lichamelijke inspanning tegenover staat. Gebruik van hulpademhalingsspieren, terwijl een kind bijvoorbeeld aan de computer werkt, geeft een onnatuurlijke spanning en brengt daarmee de verzuring van deze en andere spieren met zich mee. Het middenrif, de enige echte ademspier, kan getraind worden, waardoor kinderen zich sneller ontspannen en zich beter herstellen van stressvolle situaties. Onbewust sturen we al regelmatig de adembewegingen, bijvoorbeeld tijdens het praten. Door bewust naar de buik te ademen, kunnen kinderen leren goed te ademen en daarmee zichzelf te ontspannen.

 

Oefening: De adembeweging in de buik voelen

De kinderen zitten op hun stoel en leggen de handen op de buik.
‘Voel wat er gebeurt in je lichaam. Beweegt je buik? Beweegt je buik omhoog als je inademt? en wordt je buik weer platter als je uitademt? Niet sneller gaan ademen. Adem maar heel langzaam in en weer lekker langzaam uit. Daarna kan het zijn dat je even niet ademt. Voel met je handen je buik en voel ook met je buik je handen.’
Afhankelijk van hoe lang ze hun aandacht bij de oefening kunnen houden, duurt ook de oefening. Dit zal enkele minuten zijn bij de kleintjes en 10 minuten bij de ouderen.
Aansluitend op de voorgaande oefening vraagt de docent aan de kinderen: ‘Wanneer je nu voelt dat je uitademt mag je heel zachtjes geluid maken. Begin maar met “mmmmmm”. Voel goed dat je buik nu heel langzaam platter wordt.’
Na een paar maal zegt de docent: ‘Je kunt ook een ander geluid maken, probeer maar te sissen als een slang “ssssssssss”. Zijn er nog andere geluiden? probeer “pffff” en “llllll”.
Ook mogen de kinderen zelf een geluid bedenken. Voorwaarde is wel dat het zachtjes gebeurt en de kinderen goed blijven voelen in hun lichaam.

 

De juiste spanning

Een teveel aan spanning is niet goed en te ontspannen is ook niet goed. Wanneer je sport heb je meer spanning in je spieren nodig, dan wanneer je zit. Voelen of je teveel spieren aanspant, is de eerst stap om die teveel aan spierspanning los te laten. Spanning en ontspanning leren voelen, leer je niet in een dag. Regelmatig, het liefst dagelijks stilstaan bij het lichaam geeft inzicht in het functioneren ervan. De zorg voor het lichaam, het huis waarin we in dit leven wonen, is meer dan wassen en tandenpoetsen. Het betekent ook leren zorgen voor een juiste spierbalans, zodat kinderen evenwichtig in het leven staan.

 

Oefening: voelend aan- en ontspannen

yogaindeklas3_FotorDe kinderen zitten op hun stoel, de rug recht en ontspannen. De docent vraagt de kinderen een been heel langzaam aan te spannen en een klein stukje van de grond brengen:
‘Breng het been enkele millimeters omhoog en daarna weer heel langzaam ontspannen. Voel goed in het lichaam wat er gebeurt met de adem en met de spieren. We kunnen meestal wel aanspannen en soms ook ontspannen, maar hoe dat precies voelt in ons lichaam is erg moeilijk te voelen. Door het nu zo heel langzaam te doen, kun je goed voelen hoe je dat doet. Je wordt je bewust wat er gebeurt.’
De kinderen doen dit enkele minuten meerdere malen met hetzelfde been, terwijl het andere been rustig blijft liggen. Ze doen de oefening niet direct met het andere been, maar voelen eerst in hun lichaam naar het effect van de oefening:
‘Als je het been hebt neergelegd, stop je met de oefening. Voel nu goed in beide benen. Voel je verschil? Zwaarder, lichter, warmer, kouder, tintelt het? Voelt het been langer of korter? Dikker of dunner? Misschien voel je helemaal niets, of iets heel anders, voel maar goed in beide benen.’
De kinderen gaan zitten en de docent vraag naar hun ervaringen. Daarna doen ze het andere been.
Door het langzame aan- en ontspannen leren de kinderen hoe ontspanning aanvoelt en hoe ze bewust hun spieren kunnen ontspannen. De oefening zelf heeft ook een ontspannend effect, mede door de inspanning. Een ontspannen been voelt heel anders aan. Door het observeren van beide benen tijdens en na de oefening kunnen de kinderen dit waarnemen.

 

Yoga

Yoga kan door iedereen overal gedaan worden, dus ook gewoon in de klas. In de klas kan een korte oefening de drukte doen verdwijnen. De kinderen ervaren dit als zeer aangenaam en zijn daarna vaak weer in een heel andere stemming. Gelukkig zijn er in Nederland steeds meer scholen waar yogales gegeven wordt. Op diverse pedagogische academies  wordt er ook yogaonderwijs gegeven om toekomstige docenten van basisscholen bekend te maken met kinderyoga. Yoga kenmerkt zich door bewustwording en inzicht, waarmee groei en de daarmee gepaard gaande veranderingen in en van kinderen zich kunnen ontwikkelen.

 

Lees meer over yoga in de klas in het boek Op zoek naar waarden en normen.